1. Inleiding

et uitgangspunt van kinderopvang Dikke Maatjes is het bieden van verantwoorde kinderopvang. In dit pedagogische beleidsplan buitenschoolse opvang staat beschreven wat wij hieronder verstaan. Het beleid vormt de basis van waaruit op de groepen gewerkt wordt met kinderen van 4-12 jaar. Om kwaliteit van opvang te kunnen bieden en dit ook te toetsen, wordt gewerkt vanuit vier centrale pedagogische doelen.

In dit beleidsplan wordt beschreven op welke manier wij de kinderen ondersteunen in hun ontwikkeling. De pedagogisch medewerkers spelen hierin een belangrijke rol en hebben dan ook meer taken dan ‘slechts’ het verzorgen van kinderen. Naast de taakomschrijving van de pedagogisch medewerkers bevat het beleid ook een omschrijving van hoe de opvang op de verschillende groepen eruit ziet. Wij vinden het belangrijk dat er een goede samenwerking is tussen de medewerkers van Dikke Maatjes en de ouders. Hoe deze samenwerking eruit ziet, staat ook in dit beleid omschreven, net als de wijze waarop de pedagogisch medewerkers worden ondersteund.

Met dit pedagogisch beleidsplan zijn onlosmakelijk de landelijke afspraken over kwaliteitsaspecten vanuit de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang 2018 (IKK) verbonden. De Wet IKK garandeert de minimale eisen waaraan kinderopvang moet voldoen. Binnen onze organisatie garanderen wij een hoge kwaliteit. Ook de Wet kinderopvang raakt het pedagogisch beleid. Hierin staat welke onderwerpen in het pedagogisch beleid opgenomen moeten zijn en hoe de GGD dat jaarlijks inspecteert. In dit pedagogisch beleidsplan BSO is te lezen hoe Dikke Maatjes aan de wettelijke eisen voldoet.
Wij werken daarnaast ook nog met een Voedingsbeleid en een beleid Veiligheid en Gezondheid.
Dikke Maatjes verwacht met dit pedagogisch beleidsplan voldoende inzicht te geven in hoe wij ons inzetten om kinderen een verantwoorde opvang te bieden. Het omschrijft van waaruit er op dit moment gewerkt wordt binnen de organisatie.
Van hieruit is dan ook het pedagogisch werkplan BSO ontstaan.
In het pedagogisch werkplan wordt beschreven hoe de PM’er dient te handelen naar aanleiding van onze pedagogische visie en doelen. Het beleid is doorlopend in ontwikkeling en aan verandering onderhevig door nieuwe pedagogische inzichten. Ook andere, maatschappelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot bijstelling van het pedagogisch beleid. Het beleid wordt minimaal eens per jaar geëvalueerd.

1. Visie

In onze visie staat het kind centraal. Elk kind is een eigen persoonlijkheid en mag zich ontwikkelen tot een zelfstandig persoon.
Elk kind is uniek en leert in zijn/haar eigen tempo. Daarom nemen wij het kind zoals het is en nemen het kind serieus, ongeacht zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
Vanuit een warme, stimulerende omgeving ondersteunen wij het kind in zijn eigen ontplooiing. Wij staan open voor alle emoties die het kind toont. Wij benaderen deze uiting van emoties positief en laten merken dat we ze herkennen. Door positieve stimulans en het geven van genegenheid, veiligheid en geborgenheid leren wij het kind binnen de groep zichzelf, de ander en de omgeving te respecteren.
Het leren van elkaar neemt daarbij een belangrijke plaats in.
Om onze visie in de kinderopvang in de praktijk te brengen, werken wij bij Dikke Maatjes vanuit de vier centrale pedagogische doelen van Riksen Walraven.

2. Vier centrale pedagogische doelen

2.1 Het bieden van het gevoel van emotionele veiligheid

2.1.1 Veiligheid en geborgenheid

Kinderen die naar de BSO komen zijn al volwaardige mensen, ongeacht leeftijd, ontwikkelingsniveau, afkomst of sekse.
Wij respecteren de eigenheid van het kind, in onder andere temperament, wensen en ontwikkelingstempo.
Wij spelen hierbij in op de belevingswereld van het kind en maken daarbij voortdurend een afweging tussen individuele belangen en groepsbelangen.
Op deze manier ontstaat een omgeving waarin het kind persoonlijke competenties verder kan ontwikkelen.
Veiligheid ontstaat ook door het creëren van een veilige en hygiënische leefomgeving (meer informatie over de veiligheid en hygiëne bij Dikke Maatjes is beschreven in het Veiligheid en Gezondheidsbeleid : Thema Veiligheid en ontwikkeling

2.1.2 Emotionele ontwikkeling

Wij vinden het belangrijk dat kinderen de ruimte krijgen voor het uiten van hun emoties. Wij leven ons in in de belevingswereld van het kind en tonen hierbij begrip voor de verschillende emoties die hierbij kunnen ontstaan. De begeleiding die hierbij wordt geboden kan bestaan uit een gesprekje met het kind, maar ook uit het spelen van een spel of het lezen van een boek, waarbij de emotie centraal staat. Door gevoelens te benoemen leert het kind meer vat op zijn/haar eigen emoties te krijgen.
Daarnaast speelt ook non-verbaal contact, bijvoorbeeld in de vorm van knuffelen en/of op schoot nemen, een grote rol. Een kind wat hier geen behoefte aan heeft of afhoudend is, wordt hierbij in zijn waarde gelaten. Het kind kan bijvoorbeeld meer behoefte hebben aan een andere vorm van lichamelijk contact, bijvoorbeeld stoeien.
Ook kinderen die niet getroost willen worden of een driftbui hebben worden gekend in hun emotie. Het kind even met rust laten, maar wel in de buurt blijven, kan op zo’n moment een groot gevoel van veiligheid en geborgenheid creëren.
Als het kind een boze bui heeft en hierbij de andere kinderen bijvoorbeeld pijn doet, keuren wij het gedrag af, maar niet het kind als persoon.
Op de BSO is volop ruimte voor zowel negatieve als positieve emoties. De PM’er draagt zorg voor een gezellige, warme en positieve sfeer op de groep, waar plaats is voor veel plezier maken en lachen. Dit bevordert het gevoel van saamhorigheid.
Om op de juiste manier te kunnen reageren op het kind, is het belangrijk dat PM’er op de hoogte is van de thuissituatie. Een goed contact met de ouders is hierbij van groot belang.

2.1.3 Observeren en adviseren

De spontaniteit, fantasie en interesse bij kinderen van 4 – 12 jaar vormt voor menig PM’er de aantrekkelijkheid van het beroep. Deze leeftijd kan ook problemen met zich meebrengen, zoals bijvoorbeeld afwijkend gedrag, driftbuien of het afzonderen van de groep.
De PM’er probeert hierbij te analyseren waarom het gedrag problematisch is en zal voorafgaand aan een het probleem duidelijk formuleren. De PM’er overlegt met directe collega’s en bespreekt de zorg met de ouders; vraagt hen hoe zij daarover denken en of zij deze zorg delen. Vervolgens kunnen er afspraken worden gemaakt de aanpak van het kind te veranderen, het kind gericht te stimuleren op een bepaald ontwikkelingsgebied en/of de aanpak thuis, op school en bij de BSO beter op elkaar af te stemmen. De PM’er heeft hierin een adviserende rol.
We behandelen het kind als elk ander kind en vestigen niet de aandacht op ‘het anders zijn’ van het kind.
Wij gaan uit van de brede interesse en ontwikkeling van het kind, dat wil zeggen dat wij spelenderwijs begeleiden en wij waar nodig het kind stimuleren in de ontwikkeling.
Een goede samenwerking met de basisschool vinden we heel belangrijk, maar de eigenheid van de BSO moet wel bewaard blijven.

2.1.4 Veiligheid en vertrouwen in de groep

Een gevoel van veiligheid heeft te maken met vertrouwen. Wij leren het kind dat hij/zij op elk moment als hij/zij daar behoefte aan heeft, kan terugvallen op de bescherming en een luisterend oor van de PM’er.
Sociaal gedrag is een pijler binnen ons beleid, denk hierbij dan bijvoorbeeld aan de manier waarop wij met pestgedrag omgaan.
Dit gedrag wordt niet getolereerd en er wordt direct besproken met het kind wat dit gedrag laat zien. Wij tonen hem/haar hoe pestgedrag een negatieve uitwerking heeft op het welbevinden van een ander kind en ondersteunen het gepeste kind om zich hierin te verweren.
Door een uitdagende en uitnodigende binnen- en buitenruimte te creëren wordt er een basis voor veiligheid en vertrouwen gelegd.
Wij benaderen de kinderen op een positieve manier en zijn consequent in ons handelen, om zo te streven naar het opbouwen van een vertrouwensband.
Kinderen krijgen de gelegenheid om dingen uit te proberen waarbij de PM’er de grenzen blijft bewaken en de kinderen stimuleert daar waar nodig is.
Wij stimuleren de handhaving van de regels van de groep door het belonen van positief gedrag.
Als een kind gecorrigeerd wordt omdat het na herhaalde verzoeken ongewenst gedrag blijft vertonen, zal de PM’er altijd uitleggen waarom dit gebeurt.

Bij groepen die bestaan uit meer dan 20 kinderen is het belangrijk dat zowel de PM’ers als de kinderen weten wie specifiek verantwoordelijk is voor welke kinderen, zodat de kinderen weten welke (veilige, betrouwbare, bekende) PM’er hun directe aanspreekpunt is. Op deze manier weten kinderen bij wie zij terecht kunnen indien er zich problemen voordoen of het kind zich niet prettig voelt.

2.1.5 Een vast gezicht op de groep

Voor een goed pedagogisch handelen is het van belang om met vertrouwde gezichten op de groep te werken. Kinderen en ouders moeten zich gekend en herkend weten en dat kan alleen als de groepsleiding niet te veel wisselt. Hoe jonger het kind, hoe belangrijker dit is. In de praktijk merken we dat het niet altijd even gemakkelijk is om die vaste gezichten op de groep waar te maken. Medewerkers worden ziek, gaan op vakantie, krijgen een andere baan, etc.
Op de BSO Orionweg laten wij groepen regelmatig samenwerken, zodat de kinderen en ouders met meer groepsleiding vertrouwd raken. Kan een vaste PM’er niet werken en komt daar iemand anders voor, dan zijn dit altijd zoveel mogelijk de bekende gezichten voor ouders en kinderen.

Op sommige dagen kan bij BSO Kerkweg de bezetting van het aantal kinderen erg laag zijn. Om dan toch opvang te kunnen bieden, komt het voor, dat de kinderen in de vakantieperiode op locatie BSO Orionweg worden opgevangen. In de vakanties worden de basisgroepen samengesteld afhankelijk van het totaal aantal kinderen. Wij gaan uit van twee verticale basisgroepen, van 4 tot 13 jaar, met maximaal 20 kinderen per groep.
Ouders en kinderen ​worden ​hiervan vooraf op de hoogte gesteld en er wordt in het rooster zoveel mogelijk rekening gehouden met het inplannen van vaste gezichten vanuit de locatie Kerkweg. Op deze manier wordt het gevoel ​van veiligheid ​van de kinderen ​zoveel mogelijk gewaarborgd.

Ook ten aanzien van invalkrachten streeft Dikke Maatjes naar herkenbare gezichten voor de kinderen en PM’ers die bekend zijn met de manier van werken bij Dikke Maatjes. Uitgangspunt hierbij is, dat de kinderen worden opgevangen. Gestreefd wordt naar een werkbare situatie voor de PM’ers, die de kinderen binnen de gegeven omstandigheden zoveel mogelijk vertrouwdheid en veiligheid bieden.

2.1.6 Vertrouwd raken / wennen op de groep

Wanneer een kind bijna vier wordt en gebruik zal gaan maken van onze BSO, wordt er door de PM’er van de BSO een wenafspraak gemaakt met de PM’er van de kinderdagverblijfgroep. Ouders worden hier ook van op de hoogte gesteld. De wenperiode start twee weken voordat het kind daadwerkelijk geplaatst is. Ook voor nieuwe kinderen die van buiten onze kinderopvang komen is er de mogelijkheid om een aantal keer te komen wennen. Indien ouders hier behoefte aan hebben, is er ook altijd mogelijkheid voor deze ouders om een rondleiding te krijgen bij de BSO, zodat ook zij de sfeer kunnen proeven en kennismaken met de PM’ers op de groep van hun kind.
Voor het kind is het belangrijk kennis te maken met de mentor, vaste PM’ers van de BSO, de sfeer van de nieuwe groep te proeven en verschillende prikkels tot zich te nemen en de drukte en gezelligheid te ondergaan van de BSO. Wanneer blijkt dat het kind veel moeite heeft met het vertrouwd raken met de PM’ers en/of de omgeving zal de betreffende mentor hier extra aandacht aan besteden om het kind zich op de gemak te laten voelen.

Aandachtspunten voor de mentor:

  • Ophalen kind van de kinderdagverblijfgroep, overdracht PM’er kdv
  • Samen kennismaken met de kinderen in de groep
  • De groepsregels worden uitgelegd (eten, drinken, spel- en speelmateriaal etc.)
  • Er wordt één van de oudere kinderen van de groep gevraagd om het nieuwe kindje wegwijs te maken in de groep (welk speelgoed is er etc.)
  • Voorstellen aan ouders
  • Contact onderhouden met ouders en kdv hoe het wennen verloopt

Wanneer het kind van de onderbouwgroep overgaat naar de bovenbouwgroep, is er geen sprake van een wenperiode, gezien het werken met open deurenbeleid en groepsoverschrijdende activiteiten de kinderen al bekend zijn met zowel de ruimtes als de PM’ers. Wel wordt er benoemd naar het kind dat hij/zij een nieuwe mentor krijgt, waar hij/zij bij terecht kan met vragen of bijzonderheden. De nieuwe mentor zal dit ook kenbaar maken bij de ouders.

2.2 Het geven van gelegenheid tot ontwikkelen van de persoonlijke competenties

2.2.1 Cognitieve ontwikkeling

Bij Dikke Maatjes wordt dagelijks veel aandacht besteed aan de interactie tussen kind en omgeving, waarbij het kind onder andere kan oefenen met taal. Een kind heeft een taalomgeving nodig om zijn taal- en spraakontwikkeling te bevorderen. Er wordt bij Dikke Maatjes veel met de kinderen gesproken, interactie tussen kinderen wordt gestimuleerd, er wordt gezongen er worden taalspelletjes gedaan.
Ook worden kinderen gestimuleerd zelf te vertellen. Dit gebeurt tijdens het vrij spel, maar ook op speciale momenten zoals voorlezen, tijdens een activiteit of bijvoorbeeld tijdens een kringgesprek. Dit alles ter bevordering van de taalontwikkeling, ontwikkeling van het logisch denken en het leren begrijpen en benoemen.
We proberen ook signalen te herkennen, waarbij een kind zonder iets te zeggen contact probeert te leggen. Door te benoemen wat wij denken, zien en horen, gaan we na of we het kind goed begrepen hebben en stimuleren we het kind een gesprek aan te gaan. Wanneer een kind iets niet correct zegt, verbeteren we het niet, maar herhalen we zelf in onze reactie de zin of het woord op de juiste manier. Wij spreken ieder kind op ooghoogte aan en letten hierbij op ons eigen taalgebruik.

2.2.2 Motorische ontwikkeling

Bij ‘Dikke Maatjes’ krijgen de kinderen de ruimte om zich vrij te bewegen, zowel binnen als buiten. Kinderen mogen klauteren en klimmen en zodoende leren met vallen en opstaan, binnen de grenzen van veiligheid. Wij streven ernaar om minimaal een keer per dag met de kinderen buiten te spelen, zodat zij vrij kunnen rennen, tikkertjes spelen, klimmen, ontdekken enz.
Elk maand geeft een danspedagoge dansles aan de kinderen van de BSO. Door middel van bewegingen op muziek wordt zowel de grove als fijne motoriek van de kinderen ontwikkeld.

2.2.3 Ontwikkeling van de persoon

Vanaf de geboorte ontwikkelt het kind zijn eigen persoonlijkheid door de wisselwerking met zijn omgeving. Het zelfbewustzijn ontwikkelt zich door rijping en het opdoen van ervaringen. Wij begeleiden de kinderen om hun zelfstandigheid te bevorderen en zorgen ervoor dat de situatie en omgeving veilig blijft. Hierbij geven wij grenzen aan op het niveau van elk kind.
Voor het ontwikkelen van het ‘ik-gevoel’ en latere zelfvertrouwen is een veilige omgeving nodig. Hierbij speelt de continuïteit bij de inzet van personeel en de voorspelbaarheid van reacties van vertrouwde mensen een belangrijke rol. Ook laten wij kinderen bij de BSO met elkaar samenwerken om zo verdere ontwikkeling van sociale vaardigheden te stimuleren.

2.2.4 Creatieve ontwikkeling

Het gaat bij het ontplooien van creativiteit niet alleen om knutselen, maar bijvoorbeeld ook om fantasiespel, muziek maken en het creatief zijn in het zelfstandig oplossen van conflicten. Er hoeft niet iedere dag een knutselwerkje mee naar huis. Als we bijvoorbeeld met een groepje kinderen werken aan een poppenkastvoorstelling, is dat in onze beleving minstens zo waardevol. We stimuleren de creatieve ontwikkeling door alle spelvormen regelmatig te laten plaats vinden.
Bij het aanbieden van activiteiten gaan wij doorgaans uit van de behoeften van het kind; zij geven aan wat voor activiteiten zij willen doen.
Soms beginnen kinderen aan een fantasiespel en weten na een kwartier niet hoe ze verder kunnen, dit kan frustrerend zijn voor de en soms slecht voor het zelfvertrouwen. In dit soort situaties bieden wij hulp door het aandragen van mogelijkheden of ideeën. Naast het inspelen op hetgeen de kinderen aangeven, bieden wij activiteiten aan om kinderen te stimuleren nieuwe ideeën op te doen en om structuur aan te brengen in hun spel.
We stimuleren de kinderen in het maken van keuzes uit alles wat de omgeving hen aanbiedt, zodat ook alle ontwikkelingsaspecten aan bod komen. We vinden het daarbij belangrijk het kind vrij te laten in hoe het met de aangeboden ideeën omgaat. Bovendien biedt het nabootsen van een voorbeeld geen ruimte om, door middel van creatief bezig zijn, emoties te uiten, hetgeen juist zo’n belangrijk aspect is van de creatieve ontplooiing. De PM’ers spelen in op wat kinderen zelf aan ideeën en opmerkingen aandragen.
Kinderen hebben een natuurlijke drang om alles te ontdekken wat zij tegenkomen en ieder kind doet dat op zijn eigen wijze. Door deze manier van ontdekken leren zij op een heleboel verschillende manieren te ervaren en na te denken. Dit is de basis voor de ontwikkeling van de creativiteit. Creatieve activiteiten zijn altijd gericht op het niveau, de beleving en fantasie van het kind en daarnaast ook op voldoening en niet op het resultaat.
Regelmatig worden workshops aangeboden aan de kinderen, waarbij zij mogen aangeven of zij hier wel of niet aan willen deelnemen. Ook dit komt ten goede van de verschillende ontwikkelingsgebieden en interesses van de kinderen.

2.2.5 Spelontwikkeling

Het kind leert van spelen, maar spelen betekent vooral plezier hebben in het bezig zijn. Bij de aanschaf van materialen wordt erop gelet dat het de kinderen uitdaagt om hun fantasie te gebruiken. Kinderen willen graag leren van volwassenen en hen kopiëren, daarom bieden we de kinderen zoveel mogelijk levensecht materiaal aan. Speelgoed dient er echt uit te zien, zodat een kind een goed beeld krijgt van de realiteit.
Het is van belang dat kinderen kunnen spelen met speelgoed dat past bij hun leeftijd. De BSO beschikt over een basispakket speelmateriaal.
Door de keuze van verschillend spel- en speelmateriaal en het aanbod aan diverse verschillende activiteiten stimuleren wij het kind zoveel mogelijk en ondersteunen wij het kind om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en kennis te laten maken met materialen. Op deze manier wordt het kind geprikkeld.
Wij spelen in op dat wat leeft bij het kind, maar het kind kan en mag zelf kiezen in wat ze gaan doen. Van ervaringen en proberen leert het kind. Dit ervaringsleren biedt het kind de mogelijkheid om fouten te maken en daarvoor een oplossing te vinden.
De organisatie heeft gezorgd voor passend ingerichte ruimtes voor eten, drinken en spelen, die in overeenstemming zijn met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
De kinderen worden gestimuleerd en gemotiveerd om zichzelf te ontwikkelen in een ontspannen, vertrouwde en huiselijke omgeving. Het spelmateriaal is veilig, duurzaam en goed schoon te maken. Is het materiaal kapot, dan wordt het weggegooid. Er wordt gezocht naar spelmateriaal wat veilig en voorzien is van het CE-merk en aansluit bij de verschillende leeftijden van de kinderen bij de BSO. Er is voldoende speelgoed dat gericht is op fantasie en naspelen zoals bijvoorbeeld lego, K’nex, auto’s en poppen. Ook voor het knutselen en ontdekken in de vorm van onder andere tekenen, schilderen, kleien, (ver)bouwen zijn voldoende materialen aanwezig.

Buitenspelen levert andere ervaringen op dan binnenspelen. Daarom gaan wij, als de weersomstandigheden het toelaten, iedere dag met kinderen naar buiten. Buiten zijn er genoeg mogelijkheden om de grove en de fijne motoriek te ontwikkelen. De PM’ers zorgen ook buiten voor voldoende uitdaging. Kinderen kunnen zich uitleven op het klim- en klautermateriaal en hun fantasie en motoriek ontwikkelen door bijvoorbeeld lekker over het plein te rennen, tikkertje te spelen of samen met anderen (en de PM’er) een ander spel te doen.

2.2.6 Ontwikkeling zelfredzaamheid en verantwoordelijkheidsgevoel

Wij vinden het belangrijk dat een kind zoveel mogelijk zelfstandig kan functioneren, dat het zijn/haar eigen weg kan vinden, zelf aan kan geven wat het wel en niet kan of wil en waarom het dat zo wil. Het kind moet zich leren handhaven en voor zichzelf leren opkomen. Zelfredzaamheid is een belangrijk aspect in onze samenleving. Wij willen de kinderen helpen hun eigen mogelijkheden te leren kennen en benutten. Wij laten het kind in zijn/haar eigen waarde bij de ontwikkeling tot zelfstandigheid en zelfredzaamheid. We zullen geen dingen vragen van het kind die het nog niet (aan)kan. Wel stimuleren we de zelfstandigheid van kinderen door ze te laten meehelpen en daarbij stimuleren we het kind ook om hulp te vragen als iets nog niet lukt. Op die manier laten we het kind merken dat we vertrouwen hebben in zijn/haar mogelijkheden. We houden daarbij voortdurend rekening met de aanleg en ontwikkeling van het kind. Het belangrijkste is het plezier bij een activiteit en het bouwen aan zelfvertrouwen van het kind.

De inrichting van de ruimte en het meubilair is waar nodig aangepast aan de kinderen. Kinderen kunnen hierbij zelf de materialen die zij nodig hebben uit de kasten pakken. Op de verschillende groepen wordt spel- en speelmateriaal aangeboden wat aansluit bij de interesse en het ontwikkelingsniveau van de kinderen.
Kinderen gaan zelfstandig naar het toilet. De kinderen van de BSO Orionweg kunnen gebruik maken van het toilet in de bovenruimte (4 – 7 jaar) en van de toiletten bij de benedenruimte (vanaf 7 jaar)
We stimuleren de kinderen elkaar te helpen, zowel bij het opruimen als bij het spelen wanneer iets niet lukt.
We proberen kinderen te betrekken in de structuur van de dag.
Bij het stimuleren van de zelfstandigheid, kijken we naar de leeftijd van het kind en naar de mate waarin het zelfstandig is of met hulp iets kan uitvoeren. Het gevoel van eigenwaarde groeit hierdoor. Hiermee stimuleren wij het ontwikkelen van zelfvertrouwen bij het kind.

2.3 Het geven van gelegenheid tot ontwikkelen van de sociale competenties

2.3.1 Sociale ontwikkeling

Het leren van sociaal gedrag is essentieel voor iedereen om zich staande te kunnen houden in de samenleving. Je moet met anderen kunnen samenwerken, vriendschappen sluiten en onderhouden, maar ook met anderen van mening kunnen verschillen en op een constructieve manier conflicten kunnen oplossen. Wij helpen de kinderen een vertrouwde plaats in de groep te vinden en stimuleren hen om contact te leggen. Door te spelen in een groep leren kinderen rekening met elkaar te houden. Wij proberen vanuit de BSO de kinderen respect voor elkaar en de omgeving bij te brengen. Dit doen we door ze te stimuleren met elkaar te delen (van b.v. speelgoed), op elkaar te wachten (b.v. pas eten als we allemaal iets hebben), naar elkaar te luisteren (b.v. naar elkaars verhalen aan tafel), elkaar te helpen, te troosten, om de beurt te doen en samen plezier te maken (b.v. kringspelletjes, samen werken aan een project).
Daarnaast vinden we het belangrijk dat kinderen leren aandacht en belangstelling voor elkaar te hebben. Dit doen we onder andere door tijdens tafelmomenten een kringgesprek te houden waarbij kinderen worden gestimuleerd deel te nemen én naar elkaar te luisteren.
We leren de kinderen echter ook voor zichzelf op te komen, door ze te stimuleren te zeggen wat ze wel of niet willen. Een groepsactiviteit betekent dan ook niet, dat alle kinderen mee moeten doen, kinderen maken hierin zelf de keuze. Competitiegedrag proberen we zo snel mogelijk te doorbreken. We maken de kinderen duidelijk, dat ‘sneller’ of ‘groter’ niet ‘beter’ is, maar dat het gaat om het plezier. Wanneer er conflicten zijn tussen de kinderen onderling, kijken we eerst of ze het samen kunnen oplossen, dit zullen we ook altijd stimuleren. We praten met de kinderen en proberen de kinderen zelf een oplossing te laten bedenken. Hierbij zullen we het kind helpen door vragen te stellen en eventueel verschillende, mogelijke oplossingen te bieden. Alleen in uiterste nood, wanneer het kind te boos is om voor rede vatbaar te zijn, halen we het kind uit de situatie en laten het bedaren. Belangrijk is het daarbij om daarna nog even rustig met het kind te praten, te proberen het kind inzicht te geven in de gevolgen van zijn gedrag voor een ander kind en eventueel alternatieven voor zijn/haar gedrag aan te bieden.
We stellen zinvolle regels en leggen de kinderen uit waarom er grenzen worden gesteld.
Daarbij proberen we niet te hoge eisen te stellen. Voor de kinderen vormt kennis van regels, daarmee leren omgaan, inclusief het overtreden ervan, een belangrijke basis voor hun emotionele zekerheid en sociale vaardigheid. We gaan uit van een positieve benadering en geven de kinderen complimentjes als we waarderen wat ze doen. Het voorbeeldgedrag van de PM’er speelt bij de begeleiding van de sociale ontwikkeling een belangrijke rol. Wij zijn ons ervan bewust, dat we op deze manier onze eigen waarden en normen overdragen.
Dit betekent onder andere, dat als we afspraken met kinderen gemaakt hebben, we onszelf daar ook aan houden; of een kind excuus aanbieden, als dat nodig is.
Gezamenlijke activiteiten bevorderen de sociale omgang met elkaar en het overbrengen van waarden en normen. Daarnaast zijn gezamenlijke activiteiten een bron van gezelligheid, aandacht en sfeer. Gezamenlijke momenten geven rust en herkenning. Het binnen en buiten de eigen groep om, activiteiten doen met leeftijdsgenoten stimuleert de sociale ontwikkeling.
Naast de verschillende gezamenlijke momenten op de dag en de speciale feesten werken we ook met thema’s, die gekozen worden aan de hand van de behoeften van de kinderen. Ook de activiteiten die hierbij worden aangeboden zijn onderdeel van het sociale proces.

2.4 Kinderen gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van een samenleving eigen te maken

2.4.1 Overbrengen van normen en waarden

Wij behandelen zowel mens als dier, als al het andere wat leeft, met respect. De kinderen worden gestimuleerd naar elkaar te luisteren en rekening te houden met ieders behoeften en mogelijkheden. Door actief aandacht en tijd aan de kinderen te geven en ze met interesse te volgen in wat hen bezig houdt, laten we merken dat wij er voor ze zijn. Dit bevordert de ontwikkeling, het zelfrespect en het respect voor de ander(en). Wij zijn ons hierbij bewust van maatschappelijke waarden en normen en proberen die over te dragen op de kinderen.
In de omgang met de kinderen maken wij duidelijk aan de kinderen dat niet alle kinderen hetzelfde zijn en dat dat juist de meerwaarde is in onze samenleving. Wij geven kinderen het gevoel dat hij/zij gewaardeerd en gerespecteerd wordt om wie zij zijn door op een positieve manier het kind te benaderen. Wij ondersteunen en stimuleren het kind en dagen het uit om dingen uit te proberen. Daarbij krijgt het kind nadrukkelijk de ruimte om fouten te maken en de gelegenheid om naar nieuwe oplossingen te zoeken. Wij bieden het kind de mogelijkheid zich als individu maar ook als mens binnen de groep te ontwikkelen.

Wij zijn ons bewust van onze eigen normen en waarden en staan open voor de normen en waarden van anderen en voor andere culturen. Daarbij zijn wij ons ook bewust van de normen en waarden binnen “Dikke Maatjes” en geven dit de kinderen mee. Onze eigen houding is hierbij essentieel. Wij vinden het belangrijk een open houding uit te dragen ten opzichte van verschillende culturen en samenlevingsvormen en andere waarden en normen. Ingaan op opmerkingen van de kinderen over andere culturen of samenlevingsvormen, gesprekjes tussen kinderen onderling daarover bevorderen en bij het vertellen van verhalen niet alleen van de eigen ‘wereld’ uitgaan, zijn daar onderdeel van. Wij richten ons op ieder individueel kind met zijn of haar specifieke achtergrond, mogelijkheden en beperkingen en proberen daar op in te spelen. We dragen zorg voor herkenningspunten vanuit de thuissituatie in de BSO, voor alle kinderen, om zo aan te sluiten bij de leefwereld van ieder kind. Daarnaast proberen we de kinderen kennis te laten maken met nieuwe ‘werelden’.

2.4.2 Seksuele ontwikkeling

Van baby tot aan de volwassenheid maakt iedereen een seksuele ontwikkeling door. Het is belangrijk om ook op de BSO aandacht aan te besteden omdat kinderen de PM’er kunnen confronteren met bepaald gedrag of vragen over seksualiteit. Daarbij hoort seksualiteit bij het leven. Kinderen zouden het als iets positiefs moeten zien. Daarbij is het voor de PM’ers van belang dat zij hun eigen normen en waarden hierover kennen en deze overbrengen op de kinderen. De PM’ers moeten hun grenzen tegenover seksualiteit kunnen aangeven.
Omdat iedereen zo zijn persoonlijke opvattingen heeft over wat wel en niet kan in de opvoeding wat betreft seksueel gedrag, vinden we het belangrijk dat er duidelijkheid is over de afspraken die zijn gemaakt over de omgang met seksueel gedrag op de BSO. We vinden het erg belangrijk hier goede antwoorden op te hebben en hierover te blijven nadenken en met elkaar in gesprek te blijven.
Verdere regelgeving en afspraken over hoe wij omgaan met de seksuele ontwikkeling en seksueel gedrag binnen de opvang is vastgelegd in Protocol Seksualiteit en wordt benoemd binnen het beleid Veiligheid en Gezondheid.

2.4.3 Het vieren van feesten en verjaardagen

Bij “Dikke Maatjes” wordt aandacht geschonken aan diverse feestdagen. Er vinden dan creatieve activiteiten plaats, er wordt versierd en er is extra aandacht voor de persoonlijke ervaringen van de kinderen in deze drukke periodes. Er wordt op “Dikke Maatjes” Sinterklaas gevierd en wij vieren dit gezamenlijk met de kinderen die op de betreffende dag aanwezig zijn. Ook aan Kerst wordt extra aandacht besteed en bieden wij de kinderen, die op die dag aanwezig zijn, rondom de Kerstdagen een speciale Kerstlunch of Kerstdiner aan.
Regels en afspraken rondom voeding bij ‘Dikke Maatjes’ staan uitgebreid beschreven in het Voedingsbeleid
Ook vieren wij de verjaardagen van de kinderen, indien kinderen/ouders dit leuk vinden en vooraf aangeven. We zingen voor de jarige en de jarige mag een traktatie uitdelen. Als een kind wil trakteren dan mag dat, hierbij geven wij de voorkeur aan gezonde of niet eetbare traktaties. Tevens is er de gelegenheid om foto’s te maken. Wel dienen wij rekening te houden met de wens van ouders die hun kind niet willen laten fotograferen.

3. Rol van de Pedagogisch Medewerker

3.1 Meerdere taken

De PM’er speelt een belangrijke rol in de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind, zoals in voorgaande hoofdstukken beschreven. De PM’er biedt als volwassene de mogelijkheden aan het kind om zich in meer of mindere mate te ontplooien, om zo hun eigen weg te vinden binnen “Dikke Maatjes” maar ook in de verdere samenleving. De PM’er biedt de veiligheid en zal steeds samen met de kinderen werken aan een prettige, huiselijke sfeer binnen de groep. De verschillende signalen van het individuele kind worden besproken met de naaste collega’s en de ouders wat weer van invloed kan zijn op de specifieke begeleiding van het betreffende kind. Voor de professionele houding van de PM’er betekent dit naast de verzorging en begeleiding van de kinderen: plezier maken met de kinderen, enthousiast en vernieuwend zijn en dit naar kinderen, ouders en collega’s uitstralen. Naast dit alles heb je als PM’er ook een voorbeeldfunctie. Kinderen imiteren de volwassenen waar ze mee omgaan. De verdere taken en manier van handelen staan verder uitgebreid beschreven in het Pedagogisch Werkplan BSO.

3.2 Mentor

Elk kind heeft een eigen mentor. Dit is één van de vaste pedagogisch medewerkers van de basisgroep van het kind. Bij de start op de BSO zal de mentor zich voorstellen aan het kind en deze wegwijs maken in het reilen en zeilen op de BSO. De PM’er volgt het kind specifiek, is aanspreekpunt voor de ouder en draagt zorg voor het welbevinden van het kind. Op iedere basisgroep hangt een overzicht waarin te zien is voor ouders welke kinderen aan welke PM’ers zijn gekoppeld.
De ouder kan de mentor altijd aanspreken of een afspraak maken voor overleg, waarin eventuele bijzonderheden kunnen worden besproken. De mentor zorgt ervoor dat andere PM’ers op de hoogte zijn van afspraken die hij/zij met de ouder heeft gemaakt zoals bijvoorbeeld over de ontwikkeling van het kind of bijvoorbeeld veranderingen in gedrag binnen de groep. De gehele periode dat het kind op de BSO is, heeft hij/zij een vaste mentor. We zullen een wisseling van mentor tot een minimum proberen te beperken. Het kind wisselt alleen van mentor als dit niet anders kan, bijvoorbeeld door wisseling van groep of bijvoorbeeld vertrek van de mentor.

3.3 PM’er biedt spel- en speelmaterialen aan

Door de keuze van verschillend speel- en spelmateriaal en het aanbod van diverse verschillende activiteiten stimuleren wij het kind zoveel mogelijk en ondersteunen wij het kind om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en kennis te laten maken met materialen. Op deze manier wordt het kind geprikkeld. Wij spelen in op dat wat leeft bij het kind, maar het kind kan en mag zelf kiezen in wat hij/zij wil gaan doen. Het kind leert van ervaringen. Dit ervaringsleren biedt het kind de mogelijkheid om fouten te maken en daarvoor een oplossing te vinden.

De organisatie heeft gezorgd voor passend ingerichte ruimtes voor spelen, eten en rusten, die in overeenstemming zijn met het aantal kinderen en de leeftijd van de op te vangen kinderen. De kinderen worden gestimuleerd en gemotiveerd om zichzelf te ontwikkelen in een ontspannen, vertrouwde en huiselijke omgeving. Ook de buitenruimtes waarvan gebruik wordt gemaakt, bieden voldoende mogelijkheden voor de verschillende leeftijdsgroepen binnen de BSO.

Het spelmateriaal is veilig, duurzaam en goed schoon te maken. Is het materiaal kapot, dan wordt het weggegooid. Er wordt gezocht naar spelmateriaal wat veilig is en voorzien is van het CE-merk en aansluit bij de ontwikkeling van het kind. Ook is er voldoende speelgoed dat gericht is op fantasiespel en het naspelen zoals lego, K’nex, auto’s en poppen. Ook voor het knutselen in de vorm van onder andere tekenen, schilderen, kleien etc. zijn voldoende materialen aanwezig.

3.4 PM’er heeft een signalerende functie

PM’er moet zich in kunnen leven in de belevingswereld van het kind en kennis hebben van de ontwikkelingsfasen waarin het kind zich bevindt. Heel praktisch komt het er op neer dat bij alles wat wij doen ons afvragen of een kind zich goed voelt bij de manier waarop wij ons dagelijks werk doen. Ook kan het voorkomen dat een kind bijzonder gedrag vertoont. Wij zullen overleggen met de ouders (en eventueel school, mits toestemming van de ouders) en indien nodig hulp inroepen van de pedagogisch coach, zij zal het kind observeren. De bevindingen worden besproken met de mentor van het kind en eventueel de andere PM’ers van de groep. Naar aanleiding van een gesprek met de ouders, zullen wij adviseren contact op te nemen met de huisarts, voor een eventuele doorverwijzing. In samenwerking met eventueel school, de PM’ers en de ouders zal er eventueel een plan van aanpak gemaakt worden. Dit wordt nabesproken met de naaste collega’s, tijdens de overdracht naar de ouders en in verdere oudergesprekken.

3.5 Meldcode vermoeden kindermishandeling (ook in VEILIGHEID EN GEZONDHEID)

De kinderopvang (KDV of BSO) is bij uitstek een plaats waar (een vermoeden van) kindermishandeling gesignaleerd zou kunnen worden. De PM’ers hebben hierin een belangrijke taak. Zij zien de kinderen regelmatig en kunnen opvallend en/of afwijkend gedrag signaleren. Nadat zij signalen hebben opgemerkt is het ook hun taak actie te ondernemen. In het protocol kindermishandeling en grensoverschrijdend gedrag staat het stappenplan met actiepunten beschreven die bij ‘Dikke Maatjes’ wordt gevolgd indien er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling.

4. Opvang op de groepen

4.1 Grootte en samenstelling van de groep

Bij de BSO aan de Orionweg worden maximaal 60 kinderen opgevangen. De kinderen worden daar geplaatst in verschillende leeftijden per basisgroep. De verdeling per basisgroep is hierbij als volgt:

  • Onderbouw één: 20 kinderen van 4 – 7 jaar. Deze groep wordt begeleid door twee PM’ers
  • Onderbouw twee: 20 kinderen van 4 – 7 jaar. Deze groep wordt begeleid door twee PM’ers
  • Bovenbouw: 24 kinderen van 7 – 12 jaar. Deze groep wordt begeleid door twee PM’ers
  • Het totaal aantal kindplaatsen in de bso is 60 dus wanneer de bovenbouw 24 kinderen heeft zal de onderbouw 4 kinderen minder kunnen plaatsen

Doordat uit de praktijk blijkt dat het aantal kinderen in de totale BSO op woensdag en vrijdag onder de 23 kinderen blijft, is er op deze dagen één basisgroep van maximaal 22 kinderen van 4 tot 12 jaar. Deze groep wordt begeleid door twee PM’ers.
Ouders dienen hiervoor schriftelijk toestemming te geven via de Dikke Maatjes App.

Tijdens Vakanties en schoolsluitingen zitten de kinderen van de BSO orionweg in hun vertrouwde basisgroep. Wanneer er te weinig kinderen zijn om alle basisgroepen te vullen kan Het nodig zijn om groepen samen te voegen.
In dit geval zullen wij groepen samenvoegen tot een maximum van 2 groepen met 22 kinderen in de leeftijd van 4 – 12 jaar. Deze groepen worden begeleid door 2 PM’ers per groep.
Ouders dienen hiervoor schriftelijk toestemming te geven via de Dikke Maatjes App.

Bij de BSO aan de Kerkweg worden maximaal 20 kinderen opgevangen. De kinderen van 4 – 12 jaar worden bij deze locatie opgevangen in één basisgroep, waarbij de kinderen worden begeleid door twee PM’ers.
Tijdens vakantiedagen worden de kinderen van de BSO Kerkweg opgevangen in een voor hen vaste basisgroep op de orionweg.
Voor ieder kind is vooraf de basisgroep vastgesteld zodat zij tijdens de vakanties ook bij vaste voor hen bekende kinderen in de groep zitten.
Indien op de orion BSO slechts een of twee basisgroepen geopend zijn worden alle kinderen toegevoegd aan dezelfde basisgroep.
Ouders dienen hiervoor schriftelijk toestemming te geven via de Dikke Maatjes App.

Indien ouders gebruik maken van bijvoorbeeld een extra dag en/of ruildag, zou het kunnen voorkomen dat er geen plek is op de eigen basisgroep. Op dat moment kunnen ouders ervoor kiezen hun kind op de tweede basisgroep te plaatsen (locatie Orionweg). Ouders dienen hiervoor schriftelijk toestemming te geven via de Dikke Maatjes App.

4.2 Open deuren beleid / Gezamenlijke activiteiten

Kinderen worden in hun eigen basisgroep opgevangen met vaste PM’ers. Op verschillende momenten op de dag is er voor de kinderen de mogelijkheid om ook bij andere groepen aan te sluiten, om daar mee te doen met verschillende soorten activiteiten. We spreken dan van ‘open deuren’.
Wij streven ernaar om zoveel mogelijk vaste PM’ers (vaste gezichten) op de basisgroepen te hebben.
Rondom de verschillende feestdagen worden ook bijzondere activiteiten buiten de basisgroepen georganiseerd, denk hierbij aan een Paaslunch, Kerstdiner, poppenkastvoorstellingen etc.

4.3 Drie-uursregeling en achterwacht

4.3.1 De drie-uursregeling op de buitenschoolse opvang

  • Gedurende reguliere schoolweken kan voor de buitenschoolse opvang ten hoogste een half uur per dag minder PM’ers worden ingezet dan volgens de PM’er-kindratio is vereist.
  • Op een schooldag mag er maximaal 0,5 uur tijdelijk minder personeel ingezet worden. In dit half uur moet minimaal de helft van het aantal benodigde pedagogisch medewerkers aanwezig zijn. Er zijn momenten waarbij wij eventueel afwijken, zoals bij het ophalen van de kinderen van verschillende locaties. Deze tijd is tussen 14:45 – 15:15 uur.
  • Pauzes van PM’ers die langer dan 5,5 uur aanwezig zijn worden genomen wanneer er nog geen kinderen aanwezig zijn hierdoor heeft dit geen impact op het PM’er-Kind Ratio

Beslaat de opvang van de kinderen de gehele dag, bijvoorbeeld tijdens vakanties, en de PM’er-kind ratio vereist een even aantal PM’ers vereist dan geldt de regel van de PM’er-kindratio zoals bij de hele dagopvang.

  • Op de volgende tijden is het aantal pedagogisch medewerkers in overeenstemming met het aantal aanwezige kinderen:
  • Van 9:30 tot 13:00 uur
  • Van 13:30 tot 14:00 uur
  • van 14:30 tot 17:30 uur
  • Gedurende de pauzetijd, tussen 13:00 – 13.30 en tussen 14:00 – 14:30, is het mogelijk dat minder PM’ers worden ingezet dan volgens de PM’er – kindratio is vereist. Dit mag nooit langer dan in totaal maximaal 1 uur.
  • Tussen 8.30-9.30 uur en tussen 17.30-18.30 uur kan de afwijking van de PM’er – kindratio niet langer duren dan 1 uur aaneengesloten.

Wanneer de PM’er-kind ratio een oneven aantal PM’ers vereist wordt tijdens vakanties en lange dagen voor 1 PM’er een tussendienst ingeroosterd. Hierdoor ontstaan de volgende afwijkingstijden:

  • Op de volgende tijden is het aantal pedagogisch medewerkers in overeenstemming met het aantal aanwezige kinderen:
  • Van 9:00 tot 13:00 uur
  • van 14:30 tot 18:00 uur
  • Gedurende de pauzetijd, tussen 13:00 – 14:30, is het mogelijk dat minder PM’ers worden ingezet dan volgens de PM’er – kindratio is vereist. Dit mag nooit langer dan in totaal maximaal 1,5 uur.
  • Tussen 8.30-9.00 uur en tussen 18.00-18.30 uur kan de afwijking van de PM’er – kindratio niet langer duren dan 0,5 uur aaneengesloten.

4.3.2 Het ‘vier ogen’ principe / achterwacht

Uit oogpunt van veiligheid is een situatie waarin kinderen alleen kunnen zijn met één volwassene niet wenselijk en niet volgens onze kwaliteitseisen.
Als in een uitzonderlijke situatie er maar één medewerker aanwezig kan zijn en geen andere volwassene op de locatie is, hanteren we een zogenaamde achterwachtregeling. Het beleid omtrent de achterwachtregeling en het ‘vier ogen principe’ staat uitgebreid beschreven in het beleidsplan veiligheid en gezondheid.

4.4 Extra dagdelen en ruildagen

Bij “Dikke Maatjes” het mogelijk om gebruik te maken van extra dagdelen of ruildagen, indien plaats beschikbaar. Ruildagen kunnen ouders afnemen twee weken voor of twee weken na de geplande opvangdag. Als een ouder een extra dag zou willen afnemen, dan krijgen zij hier een factuur over. Mocht het zo zijn dat er geen plek is op de eigen groep, maar wel op een andere groep, dan kunnen ouders hiervoor kiezen. Ouders dienen hier wel een toestemmingsformulier voor in te vullen. Als extra service krijgen alle ouders éénmalig hun contractdagen cadeau binnen het kalenderjaar. Deze mogen zij naar vrije keuze inzetten, indien plaats beschikbaar. Na elk kalenderjaar vervallen deze dagen.

5.Samenwerking met ouders

5.1 Relatie met ouders

Een goede relatie tussen ouders en PM’ers is van groot belang voor het welzijn van het kind. Een kind voelt haarscherp aan wanneer er verwarring tussen een PM’er en de ouder is. Om een goede relatie tot stand te brengen zal regelmatig uitwisselen van gegevens noodzakelijk zijn. Voor de PM’er is het van belang om te weten hoe de thuissituatie is; hoe het gezin is samengesteld, of er moeilijkheden of spanningen zijn, of dat het kind misschien een andere aanpak nodig heeft. Andersom moeten de ouders weten hoe de dagelijkse gang van zaken bij “Dikke Maatjes” is. Veranderingen worden over en weer doorgegeven.

5.2 Opvoedingsverantwoordelijkheid

Ouders willen graag dat de opvoeding in de kinderopvang zo veel mogelijk aansluit bij hun eigen ideeën. Waar mogelijk zal bij “Dikke Maatjes” rekening gehouden worden met bepaalde wensen van de ouders. Het is echter niet altijd mogelijk om op alle ideeën en wensen van ouders in te gaan. De BSO heeft ook haar regels. Het opvoeden binnen een groep stelt heel andere eisen dan de opvoeding in een gezin. Bovendien heeft de BSO te maken met ouders van allerlei verschillende achtergronden en met diverse wensen en verplichtingen van scholen.

5.3 Oudergesprekken

Na de eerste drie maanden op de BSO krijgen ouders een evaluatieformulier mee, waarmee zij kunnen aangeven hoe zij de eerste periode hebben ervaren en hoe hun tevredenheid over de BSO is en of er eventueel nog verbeterpunten zijn. Eventuele op- en aanmerkingen worden besproken met de PM’ers. Oudercontact vindt meestal plaats tijdens de breng- en haalmomenten. Indien nodig kunnen de PM’ers ook een afspraak maken met de ouders om één en ander te bespreken.

5.4 Ouderparticipatie

Kinderopvang “Dikke Maatjes” heeft een oudercommissie. De commissie bestaat uit minimaal drie leden en maximaal vijf leden. De rol en functie van de oudercommissie is omschreven in Reglement oudercommissie. Deze staat ter inzage op “Dikke Maatjes”. De kleine locaties hebben een eigen oudercommissie. De commissie heeft een adviserende en controlerende functie binnen de organisatie. Zij kan adviezen geven over spel en ontwikkelingsactiviteiten. Het is aan de directie en leiding om deze adviezen over te nemen.

6. Ondersteuning personeel

6.1 Opleiding medewerkers

Alle PM’ers bij “Dikke Maatjes” zijn gediplomeerd volgens CAO Kinderopvang en zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Alle PM’ers werken parttime, met een maximum van 36 uur. Zij werken volgens een vast rooster, zodat er zoveel mogelijk op dezelfde PM’ers op dezelfde dagen aanwezig zijn. Bij ziekte en/of vakantie wordt de leidster vervangen door één van de vaste invalkrachten.

6.2 Ondersteuning

6.2.1 Ondersteuning door keukenhulp en technisch medewerker

Op onze locatie aan de Orionweg werken wij met keukenhulpen. Zij kenmerken zich door het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden ten behoeve van alle ruimtes op de locatie Orionweg; het verzorgen van het eten, het schoonhouden van de algemene ruimtes en het draaien van de was. De keukenhulpen verzorgen tevens de voorraad en inkoop van voeding en huishoudelijke artikelen voor alle locaties. Zij hebben geen direct contact met de kinderen maar bieden ondersteuning aan de groepen, daar waar nodig is. De technisch medewerker van “Dikke Maatjes” is verantwoordelijk voor het onderhoud van alle locaties. Het beleid omtrent het aanbieden en verzorgen van onder andere de warme maaltijden is te vinden in het Voedingsbeleid van Dikke Maatjes

6.2.2 Ondersteuning door pedagogisch coach en GGD

PM’ers kunnen bij vragen rondom het gedrag van een kind of kinderen op hun groep terecht bij de pedagogisch coach. Zij kan naar aanleiding van observaties op de groep de PM’ers en/of de ouders adviseren. Indien de hulpvraag complex is, kan via de GGD ook hulp ingeschakeld worden van een orthopedagoog. Dit gebeurt alleen met toestemming van de ouders.

6.2.3 Stagiaires

Wij bieden elk schooljaar stageplekken aan verschillende soorten leerlingen, onder andere SPW3, GPM of leerlingen van de middelbare school die een paar dagen een snuffelstage komen doen. De praktijkopleider is verantwoordelijk voor de plaatsing en coördinatie van de begeleiding van de stagiaires. Afhankelijk van hun leerjaar en ervaring mogen de stagiaires uitvoerende werkzaamheden op de groepen verrichten. Zij worden op de groep begeleid door een vaste PM’er en vallen onder haar/zijn verantwoordelijkheid. Hoe de begeleiding van de stagiaires vorm gegeven wordt en welke taken de stagiaires mogen uitvoeren, staat beschreven in het Stage- en Opleidingsbeleid van ‘Dikke Maatjes’.

6.3 Inzet Pedagogisch beleidsmedewerker / Pedagogisch coach

Kinderopvang Dikke Maatjes vindt het belangrijk dat de medewerkers goed kunnen inspelen op de behoefte van het kind en dat zij de kinderen een plek bieden waar zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. De kwaliteit van de kinderopvang wordt voor een belangrijk deel bepaald door de pedagogisch medewerkers. Vanaf 2019 starten wij daarom met een Pedagogisch Beleidsmedewerkers/Pedagogisch Coaches.
De Pedagogisch Beleidsmedewerker is gericht op het actualiseren, (door)ontwikkelen, vertalen en implementeren van het pedagogisch beleid binnen Kinderopvang Dikke Maatjes. Zij bewaakt en waarborgt mede de invoering van het pedagogisch beleid en vertaalt deze naar de praktijk. De beschikbare uren voor de pedagogisch beleidsmedewerker/pedagogisch coach worden centraal ingezet, zodat elke locatie werkt vanuit dezelfde visie en hetzelfde beleid.
De Pedagogisch Coach is gericht op het verbeteren van de pedagogische kwaliteit en de professionele ontwikkeling van de pedagogisch medewerkers. Zij begeleidt, coacht en stimuleert het ontwikkelproces van de medewerkers op pedagogisch gebied.

Bij de verdeling van de coachingsuren per pedagogisch medewerker zorgen we ervoor dat elke pedagogisch medewerker jaarlijks een vorm van coaching ontvangt. In overleg met de pedagogisch medewerker zelf en de leidinggevende wordt er besloten op welke pedagogische vaardigheden gecoacht wordt en in welke vorm deze coaching wordt aangeboden. Afhankelijk van de behoeftes van de teams en de pedagogische medewerkers worden er diverse vormen van coaching aangeboden, waaronder:
• Individuele coachgesprekken
• Vaardigheidstraining
• Teamcoaching en/of intervisie

Alle pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Dikke Maatjes ontvangen coaching. Dit geldt voor zowel vaste medewerkers als voor invalkrachten. Uitzondering zijn de pedagogisch medewerkers in opleiding (BOL en BBL), omdat zij vanuit de opleiding en door de persoonlijke begeleider worden gecoacht. Door de inzet van een Pedagogisch Beleidsmedewerker/Pedagogisch Coach ondersteunen wij de pedagogisch medewerkers om het beste uit zichzelf en uit de kinderen te halen.

De pedagogische coaches worden zelf ook gecoacht, gezien zij ook als pedagogisch medewerker actief zijn op de groep. De coaching van de pedagogische coaches zal gedaan worden door Sharon Sopaheluwakan, die naast leidinggevende ook bevoegd is als pedagogisch coach. Kinderopvang Dikke Maatjes beschikt daarmee over twee pedagogisch coaches.

7.Richtlijnen

7.1 Gezondheid (VEILIGHEID EN GEZONDHEID)

De organisatie voert een verantwoord gezondheidsbeleid. Dit is onderdeel van de wettelijk verplichte Risico-inventarisatie. Daarbij wordt bestaande wet- en regelgeving in acht genomen.

7.2 Wat te doen bij ziekte?

Als een kind koorts heeft (hoger dan 38.0), wordt de ouder(s)/verzorger gebeld om te overleggen. Indien het kind koorts hoger dan 38.5 heeft, dient de ouder/verzorger het kind zo snel mogelijk op te komen halen. Als een kind hangerig is of zich niet lekker voelt, wordt er contact opgenomen met de ouders en wordt er overlegd. Het kind hoeft dan niet perse naar huis, maar moet zich wel veilig en prettig voelen op de groep. Het is aan de PM‘ers of het kind op “Dikke Maatjes” kan blijven. In geval van koorts moeten kinderen eerst een dag koortsvrij zijn, voordat zij weer bij Dikke Maatjes mogen komen. We handhaven de richtlijnen conform de GGD.

7.3 Veiligheid

De organisatie voert een verantwoord veiligheidsbeleid zoals beschreven in het calamiteitenbeleid. Hierin zijn onder andere opgenomen een jaarlijkse Risico-inventarisatie Veiligheid en Gezondheid en Verklaring Omtrent het Gedrag. Alle PM’ers zijn in het bezit van kinderEHBO en in het bezit van een BHV diploma. (BedijfsHulpVerlening). Jaarlijks wordt er een ontruimingsoefening gehouden met de kinderen, waarbij de brandweer bij betrokken zal zijn. Verdere richtlijnen en afspraken staan beschreven in het beleid Veiligheid en Gezondheid.

8.Bezoek GGD

Eenmaal per jaar bezoekt een toezichthouder van de GGD “Dikke Maatjes”. Voorafgaand aan dit bezoek worden alle verplichte, aanwezige stukken (werkwijze, visie, risico analyse veiligheid, risico analyse gezondheid, roosters waar het personeel op ingepland staat, planlijsten van de kinderen, reglement van de oudercommissie, notulen van de oudercommissie) bekeken. Tijdens het bezoek wordt er onder andere een vraaggesprek gevoerd met de directie, maar ook met diverse PM’ers op de groep, om te zien of dat wat op papier staat met de werkelijkheid klopt.
Naar aanleiding van deze inspectie wordt door de toezichthouder een inspectierapport opgesteld. De directie van “Dikke Maatjes” heeft de mogelijkheid te reageren op de inhoud van het rapport. Deze zienswijze wordt ook aan het inspectierapport toegevoegd. Na de vaststelling van het rapport wordt deze verstuurd naar de gemeente, de directie en eventueel de oudercommissie. Het inspectierapport is ter inzage voor ouders en personeel. Het inspectierapport wordt na goedkeuring geplaatst in het Landelijk register Kinderopvang.

Onze locatie’s

Schrijf uw kind binnen 5 minuten in.

Gratis inschrijven
Gratis inschrijven

Recent Nieuws